Read this article in English here.
‘Onze leiders luisteren pas als onze verhalen in Westerse media verschijnen’
Een nieuwe, opkomende generatie Afrikaanse onderzoeksjournalisten doorbreken het zwijgen over de vaak destructieve praktijken van de leiders van het continent. De onthullingen komen hard aan. Introducing: Anas Aremeyaw Anas, Eric Mwamba, Idris Akinbajo, Muno Gedi, Emmanuel Mayah, Francis Mbala, Tshireletso Motlogelwa, Lawrence Seretse, Estacio Valoi en vele anderen.
Het rapport ‘The Plunder Route to Panama – How African Oligarchs steal from their countries’ deed in 2017 internationaal stof opwaaien. Het was het werk van een team van zeven Afrikaanse journalisten behorend tot het African Investigative Publishing Collective (AIPC) en werd wereldwijd gepubliceerd. Het liet zien hoe Afrikaanse leiders zelf schuldig zijn aan de roof van de natuurlijke rijkdommen van het Afrikaanse continent. Het is de ambitie van het AIPC met dit soort publicaties de internationale tegenkrachten tegen dit type leiders te mobiliseren.
‘ Wanneer behandelen jullie nu onze kleptocratie?’ vraagt de Ethiopische stem dringend door de telefoon - vanuit veiliger Londen, niet vanuit Ethiopie zelf. ‘Jullie rapport was goed. Maar wij zijn over het hoofd gezien.’ Het rapport waar de Ethiopische vrouwenstem - African Hornet heet ze op Twitter - het over heeft is ‘The Plunder Route to Panama’ een verzameling van zeven reportages - uit Mozambique, Zuid-Afrika, Botswana, Togo, de DRC, Rwanda en Burundi - over de schatrijke machthebbers die soms al decennia lang de natuurlijke rijkdommen en staatskassen plunderen van de landen waar zij de baas zijn. In goede samenwerking met maffia’s, louche bedrijven en dito accountants en advocaten uiteraard.
Als ik (in mijn rol als coördinerend redacteur van het team) uitleg dat het zoeken naar bewijs van diefstal en wegsluizing van miljarden dollars veel werk is en dat een team van zeven journalisten - die elk ook nog eens werken onder godsonmogelijk schrale condities - moeilijk meer dan zeven landen tegelijk kan aanpakken, wordt er gezucht: ‘Het is misschien niet terecht om nog meer werk van jullie te verwachten. Maar bij ons hebben we geen onderzoeksjournalisten. Je wordt gearresteerd als je een vraag over de financiën van de regeringspartij stelt. Buitenlandse, westerse, journalisten zijn beter beschermd. Maar die lijden weer aan het Afrika-probleem’.
Het Afrika-probleem? ‘Dat je heel Afrika beschouwt als een massa hongerige zielepoten. Dat je niet ziet dat er sociale strijd gaande is tussen krachten in Afrika zelf. Westerse media hebben het altijd alleen maar over ontwikkelingshulp. Terwijl die geregeld terecht komt in de handen van onze machthebbers, degenen die ons toch al uitbuiten.’ African Hornet noemt en tweet mij een artikel toe, onlangs gepubliceerd op de Amerikaanse Truth Out website, waar auteur Devyn Springer dit fenomeen beschrijft.
Het moet worden toegegeven: ook ik maak mee hoe, als het over Afrika gaat, African Hornet’s beeld van ‘massa hongerige zielepoten’ nog steeds een veelbepalend stereotype is, hier bij ‘ons’. Hoe Afrikaanse oligarchen die hun eigen landen leegroven over het hoofd worden gezien, worden weggezet als niet meer dan zwakke, omkoopbare quantités négligeables. Een Amerikaanse commentator op Twitter heeft ons net weer voorgehouden dat de wandaden van Afrikaanse leiders ‘miniem zijn vergeleken bij wat de multinationals doen.’
Maar de journalisten in ons collectief zien dat anders. ‘It would be difficult for Shell to operate differently in Nigeria’ zegt Idris Akinbajo van de gerespecteerde Nigeriaanse nieuws website de Premium Times. ‘Because they are forced by our rulers to operate in a certain way.’ Zijn collega Emmanuel Mayah heeft in een reportage verhaald hoe politieke leiders in de Niger Delta een ‘gratis energie voor de community’-project van de Italiaanse oliemaatschappij AGIP saboteerden. Zij hadden belangen in een bedrijf dat generatoren verkocht. En Eric Mwamba uit de Democratische Republiek Congo (DRC) tekende uit de mond van direct betrokkenen op hoe het Canadese mijnbedrijf First Quantum in 2010 voor het blok werd gezet door een adviseur van president Joseph Kabila: of miljoenen omkoopgeld betalen (en vooral geen gewone belasting) of je kopermijn kwijtraken. Het bedrijf, dat vast wenste te houden aan good governance, zag vervolgens de mijn geconfisqueerd en - met verlies van honderden banen - overgedaan aan Kabila’s goede vriend, louche mijnbaas Dan Gertler. Gertlers’ naam werd vorig jaar ruim tweehonderd keer aangetroffen in de ‘off-shore tax haven’ onthullingen van de Panama Papers.
Onderzoeksjournalistiek - het graven in zaken die de machtigen der aarde graag verborgen zouden houden, het aan de kaak stellen van sociaal onrecht en wat dies meer zij - is in het algemeen al niet het gemakkelijkste beroep; in landen als de DRC en Nigeria wagen zich alleen de zeer moedigen eraan. Alle leden van het AIPC worden dagelijks geconfronteerd met intimidatie en bedreigingen door politici, bureaucraten, louche zakenlieden, hun lijfwachten en milities, en geharde criminelen.
Redacteuren van de Premium Times moeten zich geregeld schuilhouden; Mayah overleefde maar nauwelijks een reportage over een mensensmokkel-syndicaat dat vanwege banden met corrupte politici en bureaucraten straffeloos kan opereren in Nigeria. Eric Mwamba uit de DRC werkt noodgedwongen vanuit ballingschap: toen hij twee jaar terug weer eens in Kinshasa was werd hij prompt ontvoerd en van computer, geld en papieren ontdaan door de Agence Nationale des Renseignements van president Kabila.
Ook voor Chief Bisong Etahoben, veteraan in de onderzoeksjournalistiek en voormalig hoofdredacteur van de Weekly Post uit Kameroen, worden de problemen niet in de eerste plaats veroorzaakt door buitenlandse bedrijven maar door het eigen regime. Dat soupeert vrijwel het gehele staatsbudget op en laat ook de inkomsten van de verkoop van hout, goud en andere rijkdommen in eigen zakken verdwijnen. ‘Chief’ - want hij is ook traditioneel leider van een gemeenschap rond Limbe in Zuid-West Kameroen - stelde dat aan de kaak in zijn krant de Weekly Post, waarop de politieke machthebbers in de hoofdstad Yaoundé nieuwe, dure vergunningssystemen en andere bureaucratische obstakels in het leven riepen en zijn krant failliet ging. Inmiddels staat Chief op de wanted lijst van ‘staatsvijanden’ en werd het Kameroense internet eerder dit jaar drie maanden lang afgesloten toen protesten tegen de kleptocratie van president Biya als een olievlek om zich heen grepen.
Zelfs ‘gewone’ journalistiek - bijvoorbeeld ergens gaan kijken om daar verslag van te doen - kan al problemen opleveren. Francis Mbala, die nog steeds in Kinshasa in de DRC woont, werd vorig jaar gearresteerd toen hij een kijkje kwam nemen in een kliniek in Kinshasa voor een verhaal over behandeling van malariapatiënten. ‘Hoezo het publiek informeren over malaria? Waar is dat voor nodig?’ werd hem toegeroepen door de manager van de desbetreffende kliniek, die hem mee liet nemen door de police judiciaire, waarna Mbala vervolgens drie dagen in een cel doorbracht. Hij werd vrijgelaten na diplomatieke interventie vanuit Nederland, maar zijn papieren en telefoon kreeg hij nooit terug.
Die interventie vanuit Nederland kwam overigens tot stand dankzij een wel zeer bijzondere alliantie. Het AIPC heeft in het in Amsterdam gevestigde ZAM, een platform voor Afrikaanse vernieuwing en solidariteit met sociale strijd in Afrika, een partner gevonden die direct oproepbaar is als een journalist of activist in het nauw wordt gedreven. ZAM ondersteunt ook, onder meer door het African Investigative Story Fund, de onderzoeksjournalistiek op het Afrikaanse continent en publiceert de resultaten van de onderzoeken wereldwijd.
Dat laatste is om te beginnen al van belang - er zijn ook andere redenen, waarover later - omdat de tentakels van Afrikaanse kleptocraten zich ook wereldwijd uitstrekken. En dat is niet alleen via louche zakenlieden als Dan Gertler en de twijfelachtige accountants en advocaten die nu dankzij de Panama Papers in de schijnwerpers staan. Zo brengt Kameroens autocratische leider Biya zelf maar zeer weinig tijd door in het eigen uitgemergelde land waar zelfs de ontwikkelingshulp grotendeels door ‘zijn’ elite wordt geroofd: zijn vliegtuig staat vaak zo lang en zo geregeld geparkeerd op het vliegveld van Genève dat hij er bijkans woont. En hij is de enige niet die zijn eigen land min of meer als wingewest gebruikt. ‘Waarom kunnen de rijken niet op zijn minst iets doen aan de enorme gaten in hun eigen straten?’ vroeg ik ooit aan collega Sage Gayala tijdens een hobbelig ritje door Gombe, de villawijk van Kinshasa. Sage moest lachen en legde me uit dat de rijken niet in Gombe wonen: ‘Ze houden hun huizen aan voor als ze hier even moeten zijn. Maar ze wonen in Frankrijk.’
Het is vanwege dit alles dat we in ons recente ‘The Plunder Route to Panama’ rapport over Afrikaanse oligarchen een in couture-pak geklede Afrikaan met sjiek horloge en sigaar op de cover hebben gezet. En als conclusie opschreven dat de huidige Afrikaanse politieke elites zich gedragen op een manier die veel weg heeft van die van de vroegere koloniale machthebbers.
Een Afrikaan mag toch ook best rijk zijn, luidt steevast de verdediging van de kleptocraten. ‘Waarom mag een zwarte geen zwembad of een vliegtuig hebben?’ riepen volgelingen van de onlangs tot aftreden gedwongen Zuid-Afrikaanse president Jacob Zuma toen vragen rezen over het luxueuze wooncomplex dat hij voor zichzelf met belasting geld had gebouwd. Ook andere Afrikaanse regenten roepen graag ‘racisme’ zodra hun persoonlijke verrijking onderwerp is van kritisch commentaar. ‘Ha, maar omdat we zwart zijn mogen we ineens niet lui op vakantie, alleen witten mogen dat’ heet het dan.
Maar natuurlijk bedoelen Idris en Eric en Emmanuel en Francis, en Anas met zijn undercover reportages onder de rechterlijke maffia’s van Ghana, en Tshireletso en Lawrence met hun exposé’s over de plunderingen door Botswaans president Ian Khama en diens vrienden en familie, en Estacio die dagelijks wegduikt voor Special Forces - officiële beschermers van de plunderaars - in de wouden en robijnvelden van Montepuez in Mozambique, dat niet. Natuurlijk vinden zij dat je best cocktails mag drinken op een ligstoel naast je hoogsteigen zwembad met een Armani-zwembroek aan. Als je al die dingen maar zelf betaalt. Wat niet mag is stelen, uitbuiten, onderdrukken, journalisten arresteren. Grondstoffen voor eigen gewin verkopen. Geld van pensioenfondsen van mijnwerkers wegsluizen naar Dubai. Spoor-en autowegen laten verbrokkelen. Scholen verwaarlozen. Dokterssalarissen en malaria-hulpgeld in je eigen zakken stoppen. Als politieke machthebbers zulke dingen doen, gaan onderzoeksjournalisten daarover schrijven. Of die machthebbers nu wit zijn of zwart. En dat doen de Afrikaanse onderzoeksjournalisten dus ook.
Als het even meezit, volgt op hun publicaties publieke verontwaardiging. Impact, heet dat in de termen van de onderzoeksjournalistiek, die immers niet alleen onrecht op wil diepen en beschrijven, maar ook hoopt dat er wat met zulke onthullingen gebeurt. En zulke impact moet liefst - zoals ZAM dat poogt te doen met op de internationale markt gerichte Afrikaanse onderzoeksjournalistieke publicaties - wereldwijd voelbaar zijn. Want alleen in Kameroen publiceren, zoals de Weekly Post probeerde, heeft weinig effect. De mensen werden wel boos, maar dat waren ze toch al; ze wisten en weten zelf heel goed hoe hun land honger lijdt onder Biya’s zelfverrijking. Verder wordt je in Kameroen de mond gesnoerd als je teveel protesteert.
In Nigeria kun je iets vrijer opereren als journalist, al blijven de risico’s groot. Toch gaan ook daar de machthebbers hun leven niet beteren omdat er toevallig iets in de Premium Times staat. Zoals AIPC grondlegger Idris Akinbajo het zegt: ‘Our leaders will only listen if our stories are published in the West.’ Hij doelt met die uitspraak specifiek op diegenen in the West die deze machthebbers steeds weer ontwikkelingsprojecten, budgetaanvullingen, contracten en leningen toestoppen, hen legitimeren door bilaterale gesprekken en conferenties, hen uitnodigen voor diplomatieke bezoeken, snoepreisjes vaak. Een lefgozerig (en multicultureel) camerateam in New York volgde ooit Afrikaanse diplomaten die in die stad waren voor een VN-conferentie. Ze waren op die conferentie meestentijds niet aanwezig. Waar ze wel waren: op Fifth Avenue, bij de Jimmy Choo schoenenetalages en de juwelierszaken van Harry Winston en Cartier. Diamonds zijn, met een variant op de oude showtune, an African diplomats best friend. Niet van die ruwe die ze - voor een percentage van de winst uiteraard - de grond uit laten halen door hun vrienden in het mijnbedrijf, maar de mooi afgewerkte en in goud gezette die ze van die opbrengst in New York, Parijs, Londen en Dubai komen kopen.
Afrikaanse regenten zijn voor een groot deel afhankelijk van hun buitenlandse, wereldleidende partners: regeringen, donoren, Wereldbank, IMF. Deze hebben daarom vaak meer invloed op hun gedrag dan de burgers van hun eigen land. In het onderzoek naar het verdwijnen van malaria-hulp in Ghana lukte het collega Zack Tawiah niet om een regeringswoordvoerder te spreken te krijgen. Hij nam vijf keer de bus van zijn woonplaats Kumasi naar Accra (een reis van vier uur heen en vier uur terug) voor telefonisch afgesproken interviews. Hij kwam vijf keer voor een dichte deur te staan. De ervaring van Bill Gates’ Global Fund against Malaria, TB and Aids, het in Geneve gevestigde fonds dat geldzakken vol aan Afrikaanse regeringen overhandigt voor de bestrijding van deze ziektes, was echter een andere. ‘Wij belden de minister een keer dat we langs zouden komen en we dachten dat hij wel geen tijd zou hebben om ons te ontmoeten - het was het Paasweekeind’ zo vertelde een bestuurder van het Global Fund ons. ‘Maar hij kwam meteen met zijn hele gevolg.’
Tawiah is een journalist die het belang van de onder malaria lijdende Ghanese bevolking op het oog heeft. De Global Fund bestuurder is iemand die vanuit Geneve langs komt met geld voor de Ghanese regering. Dat was het verschil.
Het idee dat wereldleiders met geldbuidels wel eens wat minder vrijgevig zouden kunnen worden als hen - vaker, grondiger en regelmatiger - een boekje open gedaan zou worden over het wangedrag van hun partners in Afrika wordt door de rest van het AIPC onderschreven. Daarom werd de uitspraak van Akinbajo - ‘Our leaders will only listen if our stories are published in the West’ - het motto van het collectief. Op de website van het AIPC is dit motto als volgt uitgewerkt:
‘The AIPC’s first and foremost objective is to place African investigative stories on the international agenda. This is for two reasons: firstly, because it can only benefit our continent if international role players receive more in-depth information about our countries and struggles; secondly, because our own leaders, dependent as they are on international support, care more when their deeds are exposed internationally. Consequently, informing international narratives will likely have an impact on social change in our own societies.’
Heel veel oren bereikt ons collectief nog niet. Zo hadden Koning Willem Alexander en Koningin Maxima bijvoorbeeld vast niet gehoord dat de Mozambikaanse president Filipe Nyusi, die zij met zoveel egards in april 2017 ontvingen, de verantwoordelijkheid draagt voor een miljardenschandaal waarbij staatsleningen in de zakken van ministers verdwenen, met ernstige gevolgen voor de toch al zo arme bevolking van Mozambique.
Maar er zijn wel degelijk ook successen geboekt door de onderzoeksjournalistiek vanuit Afrika. Het is dankzij internationale ophef over illicit financial outflows, de Panama Papers en de expose’s over het zakenimperium van Kabila’s familie - waarbij vergeleken de Zwitserse bankrekening van wijlen dictator Moboetoe verbleekt - dat een initiatief als het Extractive Industries Transparency Initiative nu bestaat; dat de Franse bezittingen van de playboy-zoon van de president van Equatoriaal Guinea werden geconfisqueerd door de Franse justitie; dat de Canadese Securities Exchange Commission en het Serious Fraud Office in het Verenigd Koninkrijk onderzoeken zijn gestart naar Joseph Kabila’s goede vriend, mijntycoon Dan Gertler.
Vorige maand werden, dankzij het onderzoeksjournalistieke werk van de Premium Times, de in Amerika verblijvende louche vrienden van de Nigeriaanse olieminister tot onderwerp van onderzoek gemaakt; dankzij onderzoeksjournalisten in Zuid-Afrika kwam het kleptocrate Gupta-netwerk aan het licht. Als gevolg daarvan verloren internationale bedrijven KPMG, McKinsey en Bell Pottinger, die hand en spandiensten verleenden aan de plunderaars, internationaal respect en klanten.
Als deze trend doorzet - en er zijn natuurlijk ups en downs, kijk naar het soort zakendoen dat gestimuleerd wordt onder Amerikaanse president Donald ‘Ik heb vrienden die naar jullie landen gaan om rijk te worden’ Trump - zullen Afrikaanse oligarchen die hun eigen landen leegroven steeds minder vrienden overhouden. Wat moet Kabila zonder Dan Gertler, zonder brievenbusmaatschappijen in Nederland en wellicht straks ook zonder Europese budgetsteun? Een onderzoek naar Togo’s Guptas zal ook Togo’s autocratische president in moeilijkheden, en hopelijk ook aan het wankelen brengen, zoals tienduizenden burgers in Togo, die eisen dat er eindelijk eens democratie komt in hun land, dat willen. Nog even en President Zuma in Zuid-Afrika is ook weg, en krijgen de aspiraties van Mandela hopelijk een nieuwe kans.
Dat is de strijd die het AIPC, samen met tal van andere journalisten en organisaties van Afrikaanse burgers, met de volle steun van ZAM, voert. Deze alliantie wil wereldwijd de tegenkrachten tegen de kleptocraten informeren en inspireren, precies zoals African Hornet en zoveel anderen dat willen. De door het AIPC en collega’s aan het licht gebrachte feiten laten zien dat Afrika niet een hulpbehoevende massa is, maar een strijdtoneel, en dat het aan een ieder die zich wezenlijk voor Afrika - interesseert is om te kiezen met wie hij zich op dat toneel wil associeren.
Wat betreft het onderzoeken van Ethiopië: we kunnen vooralsnog niet de wens van African Hornet in vervulling laten gaan. We komen tijd, geld en veiligheid tekort. Maar we hebben al wel een formule gevonden voor verder werk: exposure from Africa, publishing in the West. Dat werk maakt deel uit van een toenemende tegenkracht. We liften mee op die kracht en drijven ‘m aan. Wie ook mee wil doen kan ons steunen via het African Investigative Story Fund. Maar het is ook al goed als je ons gewoon leest.
Noot
Dit verhaal maakt deel uit van de bundel Tegenkrachten die eerder dit jaar verscheen bij Uitgeverij Ars Aequi. De bundel werd samengesteld door Marjan Goslings en verscheen ter gelegenheid van haar afscheid als raadsheer. Het boek bevat een voorwoord van Herman Tjeenk Willink en bevat tientallen bijdragen, onder meer van Xandra Schutte, Gerard Spong en Ron Peperkamp. Het boek kan besteld worden in de webwinkel van de uitgever en kost €29,50.