Bij de Belgische uitgeverij EPO verscheen Vrouwen, verzet en apartheid, een reconstructie van een verborgen geschiedenis van moed en volharding, opgetekend door Shantini Naidoo.
14 oktober 1969. Het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime start een proces tegen tweeëntwintig activisten wegens het overtreden van de zogenaamde Wet op de Onderdrukking van het Communisme. Met Nonzamo Shantihini Naidoo, Winnie Mandela, Martha Dlamini, Thokozile Mngoma, Rita Ndzanga, Nondwe Mankahla, Joyce Sikhakhana en Shantie Naidoo zitten daar ook zeven vrouwen tussen. Zeven moeders, echtgenotes, dochters en/of zusters. In de lange aanloop naar het proces sluit het regime hen tot twee jaar op in Pretoria Central. Ze belanden in isoleercellen van anderhalve meter bij vier. Ze zien hoe hun kameraden naar de galg worden gebracht. Ze worden gemarteld. En toch breken de zeven niet: ze houden de lippen stijf op elkaar. In de apartheidsstrijd kreeg de vrouw een heel andere rol toebedeeld dan de man, zoals dat gebeurde in de rest van de geschiedenis. Het regime pakte hen dan ook extra hard aan en gebruikte hun gender tegen hen, als een aanvullend wapen. Daarover gaat dit beklijvende staaltje literaire non-fictie. Een fragment.
Het is belangrijk om de context van het Proces van de 22 te begrijpen. Tijdens de 'tweede fase' van de apartheid in de jaren 60 waren de separatistische wetten stevig verankerd. De regering breidde het politiekorps uit en nam in 1963 de General Law Amendment Act aan, die het mogelijk maakte iemand negentig dagen in hechtenis te houden. Vanaf dat moment was het dus wettelijk toegestaan mensen lang en zonder motivering op te sluiten. Zuid-Afrika was in die tijd volgens velen een sterke en meedogenloze staat. De regering had de bedoeling om de bezielers van de vrijheidsstrijd op te pakken en tot zwijgen te brengen. Een mijlpaal in die periode was het Rivoniaproces in 1963-'64, waarin de ANC-leiders werden veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf op Robbeneiland.
Wijlen ANC-voorman Govan Mbeki schreef hoe de veiligheidspolitie na de arrestatie van de leiders 'een groot sleepnet uitwierpen waarin ze veel bekende activisten vingen. In detentie waren er sommigen … die door de knieën gingen.
Dat was een harde klap voor het ANC, waarvan het zich pas na een paar jaar wist te herstellen. Uit het aantal ANC-leden op Robbeneiland tijdens de jaren 60 en het aantal vrouwelijke ANC-leden, vooral uit Port Elizabeth en Cradock, die in verschillende gevangenissen in Transvaal zaten, kunnen we afleiden hoezeer de organisatie was lamgelegd. Als ze vrijkwamen na een korte straf van twee en een half tot vijf en tien jaar, kwam de politie bovendien vaak met nieuwe, verzonnen beschuldigingen. Dan moesten ze terug naar de gevangenis voor een langere tijd, of werden ze uit de stad verbannen naar een verafgelegen gebied ...'
Mbeki schreef dat de organisatie verzwakt was.
'Het is begrijpelijk dat de organisatie zich na een dergelijke agressieve aanval door de regering moest herorganiseren en hergroeperen, voor ze weer activiteiten kon ondernemen. Een van de belangrijkste gebeurtenissen in die tijd was de Morogoro-conferentie in Tanzania in 1969. Daar werd besloten het lidmaatschap open te stellen voor iedereen die het ANC-beleid onderschreef, ongeacht huidskleur of ras. Dit besluit luidde een nieuw tijdperk in: de grootste nationale bevrijdingsorganisatie werd niet-raciaal.'
De conferentie van 1969 vond zes jaar na het Rivoniaproces plaats. Gedurende die hele periode, waarin de mannelijke leiders gevangenzaten, en lang voor de organisatie 'niet-raciaal' werd, bevonden de achtergebleven vrouwen zich in het heetst van de strijd. Het waren vriendinnen en kameraden die zichzelf en de organisatie, in alle stilte, overeind hielden. Gewone vrouwen, met kinderen, een baan, hoop en dromen. Jaren aan een stuk werden ze geïntimideerd, gevangengezet, geïsoleerd, gefolterd en misbruikt.
Hun verhalen zijn grotendeels onbekend gebleven, in de schaduw van het verhaal dat wel in de media kwam: over de beklaagden in het Rivoniaproces en de politieke gevangenen op Robbeneiland. Sommige verhalen zijn op een harteloze manier verteld, zoals dat van Winnie Mandela. Misschien wilden deze vrouwen het wel zo, in stilte bijdragen, en is dat de reden waarom we maar enkele van hun verhalen kennen. Misschien komen we nooit te weten wat de impact op elk van hen afzonderlijk was, maar de Zuid-Afrikaanse maatschappij zal die impact waarschijnlijk wel altijd voelen. Het zit per slot van rekening in ons DNA.
Winnie mag dan het boegbeeld zijn geweest, er waren nog talloze andere vrouwen in de beweging. In 2018, toen er veel werd geschreven over haar leven en overlijden, heerste het gevoel dat er meerdere Winnies waren. En inderdaad waren er in die tijd honderden, zo niet duizenden vrouwen die de kracht en de pijn van de gezamenlijke strijd deelden. Overal in het land waren er vrouwenbewegingen die een enorme impact hadden. Jaren na haar detentie in 1969 schreef Winnie:
'Toen ik al die maanden vastzat, zijn mijn twee kinderen bijna gestorven. Toen ik vrijkwam, waren ze graatmager. Ze hadden zo'n zware tijd gehad. Door de ondervoeding zaten ze onder de zweren. En dan vragen ze waarom ik ben zoals ik ben. Ze hebben het lef om te zeggen: "Madiba is toch zo'n vreedzame man. Hoe is het mogelijk dat hij een vrouw had die zo gewelddadig is?"
De leiders op Robbeneiland werden met geen vinger aangeraakt; de leiders op Robbeneiland hadden geen idee wat het was om lijfelijk strijd te voeren met de vijand. De leiders zaten ver weg, veilig achter de gevangenismuren; zij kregen hun drie maaltijden per dag.
De ironie wil dat we de autoriteiten eigenlijk moeten bedanken dat ze onze leiders in leven hebben gehouden. Zij werden niet gemarteld. Ze wisten niet waarover we het hadden en toen ze hoorden dat we zo gewelddadig waren en ons met hand en tand verzetten tegen de Boeren, ondergronds, begrepen ze dat niet, omdat niemand van hen dat ooit had moeten meemaken, zelfs Madiba niet. Ze hebben hem nooit iets gedaan, dat zouden ze niet gedurfd hebben. Wij waren het voetvolk.'
In sommige van de grafredes bij Winnie Mandela's begrafenis kwam het proces ter sprake. Zo werd het publiek eraan herinnerd dat ongeveer vijftig jaar geleden deze 22 mensen, onder wie zeven vrouwen, werden gemarteld door de veiligheidsdienst en dagen, weken, maanden in eenzame opsluiting zaten, zonder hun gezin te zien. Bijna twee jaar lang zaten ze elk apart in een kleine cel, verstoken van zintuiglijke prikkels.
Een slepende strijd waarvan de gevolgen generaties lang hebben doorgewerkt.
Er zijn aanwijzingen dat de mensen die betrokken waren bij de bevrijdingsstrijd posttraumatische stress hebben. Het was een slepende strijd waarvan de gevolgen generaties lang hebben doorgewerkt. Ik focus specifiek op de vrouwen in dit proces omdat we uit de geschiedenis weten dat vrouwen politiek activisme en detentie heel anders beleefden dan mannen. En als we het vroegere en huidige Zuid-Afrika, en de collectieve geestelijke toestand van het land willen begrijpen, moeten we ook kijken naar het genderspecifieke geweld, de emotionele marteling en zelfs de manier waarop vrouwen in de geschiedenis worden weergegeven.
Het activisme van vrouwen in de strijd tegen apartheid was van cruciaal belang. De vrouwen namen belangrijk politiek werk over, waar de gevangen mannelijke leiders een leegte hadden achtergelaten. Ze namen extra politieke taken op zich en deden afstand van hun traditionele moederrol, of combineerden de twee. Deze moeders, dochters en zusters, die een bijdrage leverden en zich actief mengden in de strijd, zelfs na hun vrijlating, zijn belangrijk. Hun lichaam en geest werden op onvoorstelbare manieren gemarteld, hun eigen kinderen gebruikt als onderpand. Toch zijn er maar weinig die een of andere vorm van counseling of debriefing hebben gehad. Ze hadden het te druk met de lange strijd, met overleven.
De vrouwen die in Pretoria Central Prison zaten, waren gedetineerd juist om hun wil te breken. Elk detail van hun gevangenisstraf was met het oog daarop bedacht. Van de prachtige tuinen die ze door de spleten in hun celmuur konden zien, met strak gemaaide gazons en rozen aan de ene kant, tot de galgen aan de andere kant. Ze waren opzettelijk daar ondergebracht waar ze de vrijheid konden zien en hun kameraden en de gewone gevangenen konden horen jammeren als ze naar de martelkamer of de galg werden gebracht.
Ze hielden zichzelf zo goed als ze konden bezig, door hun rok te zomen, hun karige linnengoed steeds weer op te vouwen, heen en weer te lopen in hun kleine cel, alles om maar niet te hoeven denken aan alle vragen waar ze mee zaten: wie van hun familie dood of nog in leven was, of hun kinderen die dag hadden gegeten, of ze hun huiswerk deden.
Het verhaal van Winnie Mandela is bekend en goed gedocumenteerd, maar dat geldt niet voor de andere vrouwen die meestreden, en gruwelijk hebben geleden vanwege hun moed en overtuiging. Nu die generatie vrouwen ouder wordt en hun geheugen zwakker, vervaagt ook de kennis over hun gevangenistijd en over wat ze daarna deden: een verzetsbeweging opbouwen die wereldwijd bekend is.
Bestel het boek hier.