Wim Bossema

Interview | James Currey over de AWS: 'Voor mij is het begonnen toen ik als jonge vent naar Zuid-Afrika ging'

Boekomslag

Je kunt hem gerust Mr. African Writers Series noemen: James Currey was vanaf de jaren zestig tot tachtig dé drijvende kracht achter de roemruchte reeks Afrikaanse boeken. In 2013 ontving hij Wim Bossema thuis in Oxford en vertelde uren over die enerverende tijd.

 

Midden in het gesprek over zijn tijd als peetvader van de beroemde Heinemann African Writers Series staat James Currey op en stommelt een trap op naar de zolder van zijn huis in Oxford met uitzicht over de Theems. ‘Even wat halen, om je te laten zien.’ Hij komt terug met een stapel forse mappen. Het zijn ingebonden exemplaren van het tijdschrift The New African uitgegeven in Kaapstad in het begin van de jaren zestig. Bijna zijn hele archief met brieven, rekeningen en manuscripten heeft hij ondergebracht bij de universiteit van Reading toen hij in 2008 met pensioen ging, maar deze tijdschriften hield hij voor zichzelf, om te koesteren op een geheim plekje op zolder. ‘Voor mij persoonlijk is het hiermee begonnen, toen ik als jonge vent naar Zuid-Afrika ging.’ 

Hij slaat een jaargang open, 1962. Hij leest de namen van medewerkers die wat hebben geschreven: ‘Kijk: Bessie Head. Dennis Brutus, Ezekiel Mphalele. De belangrijkste personen schreven erin.’ Er waren ook verhalen van leden van de Mbari Club in Ibadan, de Nigeriaanse stad waar rond de universiteit begin jaren zestig een literaire kring was ontstaan. Currey’s oog viel op iets bijzonders: ‘Hier: Telephone conversation, dat Wole Soyinka schreef voor de literaire conferentie op de universiteit Makerere in Oeganda.’ Hij bladert verder, 56 nummers zijn er verschenen van The New African.

Apartheidsregime

In 1964 had het apartheidsregime er genoeg van. ‘Een hele oplage werd in beslag genomen door de geheime dienst. Uitgever Randolph Vigne kreeg een banning order. We hebben hem op de boot gezet, het land uitgeholpen onder mijn naam.’ Currey zelf sloop weer van boord van dat Noorse schip geladen met suiker. Maar kort daarop moest ook hij Zuid-Afrika clandestien ontvluchten. ‘De Britse ambassade waarschuwde me dat ik ook zo snel mogelijk weg moest wezen. Dat is gelukkig gelukt. Later hoorde ik dat Vigne betrokken was geweest bij sabotageacties.’ 

James Currey werkte in Zuid-Afrika voor Oxford University Press van 1959-1964. Dat tijdschrift deed hij er in zijn vrije tijd bij. Hij had daar eigenlijk meer lol in dan het langzame werk bij de universiteitsuitgeverij. Voor Oxford University Press was Afrikaanse literatuur bijzaak, ‘een paar titels van bekende namen, voor het prestige in Afrika, dat was genoeg’. Een van de leukste kanten van zijn baan bij Oxford University Press was dat hij ook agent was voor de Nigeriaanse Mbari Publishers, het uitgeverijtje van de Mbari Club in Ibadan. Wole Soyinka was een centrale figuur, net als Chinua Achebe.

James Currey en Nana Ayebia bij de presentatie van een bundel artikelen over Chinua Achebe in 2014.

 

Bij The New African leerde Currey veel meer schrijvers kennen. Terug in Londen werkte hij nog twee jaar bij Oxford University Press, maar hij hapte meteen toe toen de oprichters en uitgevers van Heinemanns African Writers Series (Alan Hill en Keith Sambrook) hem een baan aanboden. ‘We hadden de vrije hand, ik heb in de eerste drie redactievergaderingen bij de AWS meer boeken mogen uitgeven dan in al die jaren ervoor bij Oxford University Press!’

Financiële problemen

Currey zou aan het hoofd van de AWS blijven tot 1984, toen Heinemann Educational Books en dus ook de Afrika-serie in de financiële problemen was gekomen. Dat kwam door de schuldencrisis van Afrikaanse landen, er was geen geld meer om boeken te importeren. Het hardst kwam het instorten van de economie en de munt in Nigeria aan. Currey wilde niet drastisch het aantal nieuwe titels terugschroeven en begon zijn eigen uitgeverij ‘James Currey’, die weldra een eigen positie verwierf als uitgever van academische boeken uit en over Afrika (maar geen romans). Over zijn tijd bij de AWS schreef hij veel later zelf een boek: Africa Writes Back, the African Writers Series and the launch of African literature, verschenen in 2008.

Het is een compleet overzicht van de African Writers Series en een bron van anekdotes over de belevenissen van Currey met een groot aantal individuele schrijvers. Er staan hilarische verhalen in, zoals zijn avonturen met het onberekenbare genie Dambudzo Marechera, die altijd binnenviel met een verzoek om geld en die in het vliegtuig naar een festival in Berlijn geen paspoort bleek te hebben, maar zich eruit redde met zijn scherpe tong en onaangepaste gedrag. Currey zou hem nooit zijn vriend noemen, schreef hij, maar opwindend was het contact wel, al leed Currey’s jonge gezin wel onder de strapatsen van Marechera. 

Ik heb Dambudzo Marechera een paar maanden voor zijn dood in 1987 ontmoet, uren met hem gesproken, met hem door de hoofdstad Harare gezwalkt en een dronken dubbelinterview met hem en schrijver Charles Mongoshi gehouden. Daarna heb ik met hen een boekpresentatie bezocht, waar Marechera ruzie probeerde te maken met een minister, die daar wijselijk niet te veel op in ging. Meer daarover op onze avond op 8 februari.

‘Marechera, dat was me een nummer’, zegt echtgenote Clare Currey aan de lunch in de eetkeuken op de begane grond van het huis in Oxford. ‘Ik had het niet zo op hem. Nee, ik heb hem nooit persoonlijk ontmoet.’ Ze wist genoeg uit de verhalen om te weten dat ze de wilde schrijver beter buiten haar gezinsleven kon houden.

Chinua Achebe

De belangrijkste rol in Africa Writes Back is weggelegd voor Chinua Achebe, de beroemdste schrijver en adviseur van de AWS vanaf het eerste uur. James Currey vertelt met bewondering en ontzag over Achebe, die een half jaar voor ons gesprek in Oxford is overleden. ‘Hier had je een van de beroemdste Afrikaanse schrijvers aller tijden, maar de roem was hem niet naar zijn hoofd gestegen.’ De cruciale rol die Achebe als ‘adviseur’ speelde bij de keuze van de titels in de African Writers Series en het opsporen van talent is onderbelicht gebleven, zegt Currey. ‘Nooit, echt nooit is het in ons hoofd als uitgevers opgekomen om Achebe tegen te spreken. Zijn stijl was altijd behulpzaam, professioneel. Onze verhouding was altijd plezierig, gelukkig en zonder spanning.’

Een flink deel van het archief van de AWS bestaat uit leesrapporten van Achebe en stapels correspondentie over titels en auteurs. ‘Altijd scherp en zonder omhaal van woorden.’

En dat terwijl Achebe als vrijwilliger zijn diensten leverde. Als bijdrage aan het ontstaan en opgroeien van een moderne Afrikaanse letterkunde, zoals hij in interviews zei. Als topauteur waren zijn boeken ook nog eens goed voor eenderde van de jaaromzet van de AWS, gemiddeld over de hele periode tot de jaren tachtig. Dat kwam ook omdat zijn boeken op vele scholen in Afrika verplicht leesvoer was. Met de winst van Achebe’s werk kon de AWS jonge auteurs een kans geven en ook boeken uitgeven die flopten. Ook daarvoor is Currey Achebe eeuwig dankbaar.

'De spanningen konden soms hoog oplopen. Het ergst met Ayi Kwei Armah. Dat ging altijd over geld.'

En dan moet hij vertellen over de bemiddelende rol die Achebe speelde bij ruzies tussen de uitgever en andere auteurs. ‘De spanningen konden soms hoog oplopen. Het ergste was het met de Ghanese schrijver Ayi Kwei Armah. Dat ging altijd over geld. Ik had de stomme fout gemaakt hem een voorschot van 50 pond te bieden – ik werkte nog maar net voor de AWS en dat was het standaardbedrag. Ik besefte niet dat hij al in de Verenigde Staten al met uitgevers in de weer was, die hem duizend dollar boden. Armah was terecht razend en bazuinde dat rond. Chinua Achebe nam contact met ons op en zei: ‘Ik sprak laatst met Cyprian Ekwensi en die sprak alleen maar kwaad van Heinemann. Hij was opgestookt door Armah.’ Achebe wist de schrijvers en ook Armah tot bedaren te brengen, anders had het nog slecht af kunnen lopen met onze lijst auteurs.’

Meesterwerk

Het ging niet om zomaar een roman, het was The Beautiful Ones Are Not Yet Born. Currey: ‘We wisten meteen dat dit een meesterwerk was. Als je in het vak van literair kiezen zit, heb je soms van die momenten van absolute zekerheid.’ De AWS bemachtigde de uitgeefrechten voor de Afrikaanse markt en later verscheen The Beautifull Ones Are Not Yet Born alsnog in de serie. Ook de romans die Armah daarna schreef, leverden gebakkelei op: Fragments, Why Are We So Blessed, The Healers – maar toch verschenen ze in de serie. 

Armah zou zijn hele leven blijven strijden tegen ‘imperialistische uitgevers’ en zijn laatste romans bracht hij in eigen beheer uit. De briljante chaos van zijn succesromans was toen verworden tot verwarde taalexplosies waar vaak geen touw meer aan vast is te knopen en waarin de waanzin geen literaire vorm meer is.

Er was wel meer verzet tegen de African Writers Series, zegt Currey. Wole Soyinka wilde niet dat zijn werk in een 'getto' zou verschijnen en bleef bij Oxford en offshoots als Rex Collins (een oud-uitgever van OUP die voor zichzelf was begonnen) en Methuen. Hij trad wel op als samensteller van de grote poëziebundel van de AWS. Zijn roman The Interpreters belandde via een omweg toch in de AWS; dat gebeurde terwijl Soyinka in de gevangenis zat, vertelt Currey. Niet fraai, maar de schrijver nam het na zijn vrijlating sportief op.

Succesformule

Er was ook kritiek dat de AWS een monopolie had. De succesformule was goedkope pocketboeken die als educatief materiaal werden uitgevent in Afrika. Veel boeken werden door scholen gekocht en klassikaal gelezen. Een deel van de afzet was zo gegarandeerd. Vandaar dat de serie viel onder de autonome sectie van Heinemann, Heinemann Educational Books. Vaak ging er aan de pocket ook geen hard cover vooraf, zoals gebruikelijk was en is, gericht op recensies en bibliotheken. Dat kwam omdat de Europese markt minder belangrijk was dan de Afrikaanse. Veel schrijvers hechtten juist wel aan een hard cover, zegt Currey. Sommigen vonden een hard cover uitgever in de VS. Maar hoe dominant de AWS ook was tussen 1960 en 1980, er waren wel degelijk serieuze concurrenten, zegt Currey. Longmans en Fontana bijvoorbeeld.

Na zijn vertrek in 1984 verloor Currey het contact met vele auteurs. Alleen met Ngugi en Nuruddin Farah bleef hij eigenlijk bevriend. Zijn band met Chinua Achebe verwaterde snel. Achebe was een beminnelijke man, zegt Currey, maar ook erg zakelijk en doelgericht.

Maar ook na dit interview in 2013 speelde James Currey nog een heel zichtbare rol als promotor van Afrikaanse schrijvers, al was het maar door zijn vaste aanwezigheid op de jaarlijkse festivals ondwer de titel Afrika Writes (inderdaad, geïnspireerd door de titel van zijn boek.) Er is zelfs een speciale stichting met zijn naam opgericht en een prijs voor jong schrijftalent. En hij werkte mee als redacteur van bundels essays over schrijvers uit Afrika, in samenwerking met zijn belangrijkste opvolgster bij de African Writers Series, Nana Ayebia Clarke. James Currey's  echtgenote Clare is in 2016 overleden.