Met 'De onvermijdelijkheid van geweld' gooide Yambo Ouologuem een steen in de vijver van de Franse en van de Afrikaanse literatuur. Anja-Hélène van Zandwijk analyseert wat er mis ging na de geruchtmakende publicatie in 1968.
Ergens eind jaren tachtig of begin jaren negentig zag ik bij de bouquinistes aan de Seine Le devoir de violence van de Malinese schrijver Yambo Ouologuem liggen in de oorspronkelijke editie uit 1968. Een van mijn medestudenten ging altijd op zoek naar bijzondere boeken en een eerste druk, en nu vond ik er warempel ook eens een.
Vaag wist ik van het tragische lot van deze roman en zijn schrijver, maar ik had het boek niet gelezen. Andere boeken van Afrikaanse schrijvers wel, zoals het toen spraakmakende Les soleils des indépendances van Ahmadou Kourouma, dat in hetzelfde jaar was verschenen en inmiddels een klassieker is geworden. (1)
Door de beschuldiging van plagiaat was het boek van Ouologuem uit de handel genomen en de schrijver was van het literaire toneel verdwenen. Hij zou passages hebben ontleend aan Maupassant en aan Schwarz-Bart, maar deze ontleningen waren volledig geassimileerd in zijn stijl. De beschuldiging van plagiaat was onterecht en bleek in 1968, zo kort na de onafhankelijkheid van de Franse koloniën in Afrika, een excuus om een onwelgevallig boek te treffen. Niet meer verkrijgbaar en voor bespreking in een leesgroep was ik genoodzaakt kopieën te maken.
Een overdonderende leeservaring was Le devoir de violence, vooral door de orale vertelwijze. Tegelijk stoorde me die overkill aan gruwelijkheden vanwege de expliciete scenes van geweld en sadisme. We weten het nu wel, dacht ik, de mens deugt van geen kanten en is een machtswellusteling die enkel dood en verderf kan zaaien.
Meerduidige titel
Pas later ging ik het epos van Ouologuem meer waarderen en zag ik kans het te bespreken in het kader van een serie over Franstalige Afrikaanse schrijvers bij de Zomeruniversiteit aan de Leidse universiteit. Ik dacht na over de titel: devoir is meerduidig en kan plicht, noodzaak of opdracht betekenen. Het Afrikaanse continent lijkt te zijn ontstaan in geweld en wordt gedwongen geweld te gebruiken om te overleven. Ik denk ook aan kinderen die in geweld opgroeien en vanzelf het geweld gaan reproduceren. Die continuïteit van het geweld in dit epos van Ouologuem werd beschouwd als een afrekening met de gedachte dat Afrika zichzelf slachtoffer verklaart van de geschiedenis en van het Westen.
De publicatie van Le devoir de violence in 1968 betekende een breuk met de Franstalige zwarte Afrikaanse literatuur. Ouologuems boek schetst een prekoloniaal Afrika dat wordt verscheurd door geweld, en rekent af met het beeld van het onschuldige Afrika zoals etnologen en schrijvers van de négritude-beweging het beschreven. Ouologuem zet daar tegenover een gewelddadig Afrika dat sinds het eerste contact met de Arabische slavenhandelaren is aangetast door het cynisme van de Saïfs, de koningen en slavenbezitters.
Ik geniet van de groteske humor van dit groots opgevoerde drama
Le Devoir de violence vind ik beslist baanbrekend op het gebied van het lachwekkende, de esthetiek van het groteske in de Franstalige zwart-Afrikaanse literatuur. En daar geniet ik vooral van, dertig jaar na mijn eerste leeservaring van dit boek, van de groteske humor in dit groots opgevoerde drama, van de parodiërende, ironische schrijfstijl. Bitter en cynisch soms. Net zo goed als van het literaire spel vol subtiele verwijzingen naar diverse schrijvers waaronder ook Afrikaanse, maar eveneens naar de Bijbel, de Koran en veel meer. Dat neemt niet weg dat ik Ouologuems barokke stijl persoonlijk ook wat vermoeiend blijf vinden - het voelt soms als een dichtgetimmerd verhaal vol beelden, beschrijvingen en reflecties, waardoor je naar adem snakt en even wat stiltes zou wensen voor een eigen invulling.
Le devoir de violence begint als een vertelling van een griot over de geschiedenis van de 'Nègres' met de Saïfs in 1202 en dan zien we kinderen met doorgesneden kelen, verkrachtingen van vrouwen, zelfmoorden en de verlammende schrik die bij wanhopige volken iedere aanzet tot rebellie dooft. Niets nieuws in dit rijk, zegt de griot en schrijft de schrijver. En dit zou ook blijken. Over het leven van die eerste Saïf circuleren verschillende verhaalversies, dat heb je nu eenmaal bij vertellers, dus niets is zeker, maar als een geducht strijder zou hij Berbers, Moren en Toearegs hebben uitgedaagd. Na zijn dood huwt de zoon van deze Saïf de vier vrouwen van zijn vader, inclusief zijn eigen moeder en gooit zijn jongere broer in een ravijn. Uit vrees voor de wraak van de geesten van vader en broer draagt hij de troon over aan zijn slaaf die samen met hem na de hadj in Mekka wonderen gaat verrichten – er verschijnen bijvoorbeeld slangen onder de kledij van notabelen. Die slang, 'la flûte' wordt nog een leuke running gag. Die slangen kun je net als honden trainen op geuren, je laat ze een paar maal een kledingstuk van het slachtoffer besnuffelen en dan komen ze fluitend in actie.
Chaos en geweld
Zo ontspint zich een geschiedenis van chaos en geweld op het Afrikaanse continent. Alles passeert de revue. Slavenhandel en slavernij. De Arabische verovering wordt mogelijk in een uiteengevallen samenleving, door decadentie, lege schatkisten, corruptie. In een klimaat van geweld, gevoegd bij de feodale en sensuele nietsdoenerij (oisiveté), wordt de tijd door invloed van de Islam rijp voor westerse interventie en kolonialisme. Er is sprake van plunderingen, opstand, rassenstrijd waardoor hele dorpen, moe van alle bloedige conflicten, zich massaal onderwerpen aan de Fransen. Ze leren van elkaar over het gebruik van geweldsmiddelen en tactieken zoals de verdeel- en heerspolitiek en het toepassen van vernederingen. Heel hilarisch zijn de passages over de inzet van de diverse middelen voor de Saïf om zich de macht toe te eigenen, het volk te onderwerpen of de chaos te bedwingen: de krijgskunst, de diplomatie, het bovennatuurlijke.
Tussendoor worden wat zijpaadjes ingeslagen. Bijvoorbeeld over de dromers met hun ideeën over de Afrikaanse eenheid, zetelend in een ivoren toren, losgezongen van de werkelijkheid. Een sneer naar de négritude, ontstaan in de jaren dertig. Over roofkunst met Shrobenius, waarachter Afrika-reiziger en kunstverzamelaar Frobenius (3) schuilgaat.
Is het dankzij het succes van La plus secrète mémoire des hommes van Mohamed Mbougar Sarr en zijn hommage aan deze schrijver dat veel lezers van Le devoir de violence ineens himmelhoch jauchzend zijn over dit boek of is de tijd daar nu pas rijp voor?
Destijds waren veel van zijn generatiegenoten blind voor wat Ouologuems roman zo bijzonder maakt, onder wie de Nigeriaanse Nobelprijswinnaar Wole Soyinka en de schrijver Ahmadou Hampaté Bâ. Net als Ouologuem was Bâ afkomstig uit Bandiagara in het Dogongebied, maar als een Peul zag hij in dit epos een aanklacht gericht tegen zijn volk, want Ouologuem was een Dogon. Bâ heeft zijn leven lang als schrijver-secretaris voor de Fransen gewerkt en is pas na zijn pensioen begin jaren negentig zijn eigen boeken gaan schrijven (Amkoullel, l’enfant peul, en Oui, mon commandant). Voor het eerst ging hij reizen en sprak hij bij de Unesco in een pleidooi voor het behoud van de orale literatuur de gedenkwaardige woorden: 'Un vieillard qui meurt, c’est une bibliothèque qui brûle' . Vanwege zijn eigen fenomenale geheugen beschouwden we hem als een conservator voor het mondelinge culturele erfgoed van Afrika.
Het boek werd gezien als een aanklacht tegen de ideologie van de négritude
Le Devoir de Violence werd ondanks de bekroning met de Prix Renaudot een succes de scandale. Het werd beschouwd als een aanklacht tegen de ideologie van de négritude van Léopold Senghor, Aimé Césaire en Léon Damas, die een terugkeer naar de bronnen bezongen, en tegen de idealisering van traditionele Afrikaanse waarden of prekoloniaal Afrika. (2) Het boek werd afgewezen door uitgeverij Présence Africaine vanwege het beeld dat hij van Afrika schetste.
Ahmadou Kourouma vond ik geestiger in de typering van zijn personages, menselijker. In Les soleils des indépendances schetst hij een zeldzaam mooi vrouwenportret om het drama van de kinderloosheid voor vrouwen te belichten in de traditionele Afrikaanse gemeenschap. Ouologuems personages hebben niet die psychologische diepgang, behalve misschien Raymond in de laatste episode van het boek, die het gewelddadige Afrika waarin hij opgroeide de rug toekeert en bij wie ik iets van een existentiële strijd proef, maar vooral in het prachtige eindspel.
Dat is een schaakspel, volgend op een wat existentialistisch gesprek tussen bisschop Henry en Saïf over het Nekem-rijk, over geweld, liefde en eenzaamheid, gepaard gaand met schuld (Saïf) of solidariteit (Henry), over het kwaad in de mens en over religie. Ik proef de tijdgeest van de jaren zestig en de invloed van Camus. De sfeer is nadenkend, meditatief en ze tasten elkaar af. De bisschop heeft in geen 45 jaar bewijs tegen Saïf kunnen verzamelen, maar in dit goede gesprek krijgen we een hint: als je je koelbloedigheid verliest, word je kwetsbaar, en dit lijkt hier te gebeuren. Saïf voelt zich gaandeweg onbehaaglijk. Ze dagen elkaar subtiel uit en het gesprek wordt steeds raadselachtiger – poëtischer.
‘Ik wil spelen alsof ze me niet zien spelen. Kun je de ander doden tijdens het spel?’ De speler is sterk zolang hij zijn spel weet te verbergen. Ze spelen volgens de regels van het diplomatieke spel: kracht vervangen door slimheid. Zo is ook de kunst van de dialoog. Saïf heeft de indruk dat Henry zijn geheim deelt, dat zij beiden de enige samenzweerders waren van Nakem. Ze spelen het spel, het gaat erom het hoofd van de koning te redden. Tussen beiden wandelt de slang, la flûte, en gaat van Henry naar Saïf. Moeten ze bang zijn? Ze spelen, het is niet absurd om te spelen, de natuur heeft geen betekenis maar is niet absurd, ze bestaat. Het absurde komt van de dingen die uiteenvallen.Henry zegt dat Saïf hem ook maar moet laten doden door zijn slang. Dat doet Saïf niet, hij gooit de slang in het vuur. Ze spelen schaak, een spel dat zijn regels heeft. Heeft Ouologuem Camus hier geplagieerd of stiekem gebruikt voor zijn eigen invulling?
Rehabilitatie
In 2003 werd Ouologuems rehabilitatie in gang gezet op initiatief van zijn dochter en enkele uitgevers. Er kwam een heruitgave bij de Éditions Serpent à plumes, en in diverse artikelen en tv-uitzendingen spraken zijn voormalige vrouw, vrienden, uitgevers en literatuurwetenschappers zich uit over de affaire van het plagiaat. Het was een onterechte beschuldiging, aangezien het om impliciete verwijzingen ging, wat in de literatuur ‘intertekstualiteit’ wordt genoemd. De schrijver verscheen bij die gelegenheid niet voor de camera’s, hij was niet overleden maar monddood gemaakt en niet meer aanspreekbaar. ‘Als je ziet in welke toestand hij nu verkeert…’ zei een bevriend schrijver.
Lettre à la France nègre schreef Ouologuem nog, ook in 1968, voordat hij de brui gaf aan de literatuur. Een verbitterde schrijver toont hij zich in dat laatste pamflet, verwijzend naar zijn Franse uitgever die hem vroeg om pikante passages toe te voegen en waarin hij de Franse succesformule beschrijft voor literatuur: un zeste de politique, un zeste de sadisme, un zeste de sexe. Alsof hij die succesformule, naast zijn literaire spel en intertekstualiteit, conform de eisen had toegepast en juist daarvoor werd afgestraft.
1. Le soleil des indépendances van Ahmadou Kourouma, werd in eerste instantie ook geweigerd vanwege 'fautes de français', die in werkelijkheid een spel waren of vermengingen van Franse en Afrikaanse uitdrukkingen.
2. Césaire: 'La Négritude est la simple reconnaissance du fait d'être noir, et l'acceptation de ce fait, de notre destin de noir, de notre histoire et de notre culture.' (1934, In het tijdschrift L'Etudiant noir).
3. Leo Frobenius was een Pruisische etnograaf en onderzoeker, die onder meer bekend werd door de ontdekking en de artistieke kopieën van voorhistorische grotschilderingen in Afrika en Europa.
Anja-Hélène van Zandwijk is docente moderne Franse literatuur met een speciale passie voor Afrikaanse schrijvers en organiseert in samenwerking met diverse partners zoals de UvA, de VU, het Institut Français, de Alliance française, boekhandels en bibliotheken literaire evenementen. Ze is bestuurslid van de Marcel Proust Vereniging en de Franse Alumnikring van de UvA.