Vamba Sherif

De blik van de Ander: Samori Touré of de Zwarte Napoleon?

Vamba Sherif sprak op 16 september 2016 in het debatcentrum Spui25 in Amsterdam over zijn jeugdherinneringen en de geheime geschriften van zijn familie in Liberia. Hieronder een iets bekorte versie.

 

'Aan de basis van elke verlangen,' las ik ergens over de verhouding tussen het Westen en de Ander, 'ligt de behoefte om jezelf aan de Ander op te leggen, de behoefte om door de Ander erkend te worden. Dat is de verhouding waar ik het vandaag over wil hebben. De behoefte om erkend te worden door de Ander. En de gevolgen daarvan.

Het geval wil dat een kind in een stad in het noorden van Liberia door de boeken van één van zijn oudere broers aan het bladeren was. De boeken waren in kisten bewaard en ze leken allemaal vaak gelezen te zijn; sommige waren zelfs versleten. Eén van de boeken zag er zo erbarmelijk uit, dat enkele bladzijden inclusief de omslag ontbraken. Een vreemde maar Afrikaans klinkende naam kwam vaak voor in het verhaal. Die naam was Okwonko. En het kind, de lezer van het boek, was ik. Het boek werd geschreven door ene Chinua Achebe, een Nigeriaan. Het boek zou mijn leven veranderen.

Voorheen las ik verhalen geschreven door blanken met namen als Sir Rider Haggard, Rudyard Kipling, Joyce Cary en Graham Green. Sommige van die boeken gingen over Indianen in Amerika maar waren niet door Indianen zelf geschreven.

Ik moet bekennen dat ik gefascineerd was door de schrijvers, door de werelden die ze beschreven. Ik was in de ban van de Ander, en daarmee bedoel ik het Westen. Ik besefte nog niet dat die boeken geschreven waren door mensen die het Amerika van de Indianen niet zelf hadden gekend. Dat ze nooit in Afrika waren geweest, maar schreven over een continent dat niet bestond, het imaginair Afrika. Het enige wat ik wilde was lezen, de wereld van het geschreven woord ontvouwen, bedwingen, mij toe-eigenen. Ik had een onverzadigbare honger naar kennis. Van welke aard dan ook.

Boeken verslinden

Ik leefde toen in een kleurige stad, in een compound waar tientallen familieleden dagelijks met elkaar omgingen, een lawaaierige, chaotische en bruisende wereld. Eén waar jonge vrouwen verliefd werden op jonge mannen in wiens ogen de toekomst schitterde, waar ouders gevreesd werden en strenge regels gehanteerd werden. Stelt u zich een kind voor in die wereld, een kind dat geen genoegen nam met wat hij op school leerde en daarna, terwijl zijn leeftijdgenoten buiten speelden, binnen zat te lezen en het ene boek na het andere verslond. En niet alleen Engelse boeken, ook Arabische over soefisme, de mystieke beweging binnen de islam, en gedichten geschreven in de periode van voor de komst van islam: De hangende odes.

De Ander was dus voor mij het Westen en de werelden die ik in hun boeken tegenkwam. Ik kende blanken van ver en van dichterbij. Wat het Westen betrof was mijn blik helder: het had grote delen van Afrika gekoloniseerd; ik leerde de taal van het Westen op school en op een manier die door hen ontwikkeld was. Ik kende blanke mensen, zoals de Amerikaanse familie die één van mijn moeders huizen huurde. Ze woonden dichterbij. Dikwijls raakte ik met ze in gesprek.

Ik stelde geen vragen bij dit perspectief, bij deze blik op de Ander. Totdat ik het boek van Achebe ging lezen. In Een wereld valt uiteen werd ik geconfronteerd met de werkelijkheid van de Ander. Maar belangrijker nog, ik kwam erachter dat niet de blanke maar ik de Ander was. Ik ben onderwerp van studies geweest, al heel lang. Er was veel over mij geschreven: over mijn wereld tegenover het Westen; mijn gebruiken tegenover die van het Westen. Ik wist niet dat de blik op de Ander eurocentrisch was. Totdat Achebe zijn blik richtte op schrijvers wier boeken mij hadden geraakt. Het contact van het Westen met Afrika en elders in de wereld en de reactie van de Afrikanen, was alles behalve vlekkeloos verlopen. Het Westen had de Ander gedwongen om ze te erkennen. Achebe richte zijn starre en scherpe blik vervolgens op deze manier van erkennen en de gevolgen daarvan. Wat hij zag was verontrustend.

Mijn verwarring was groot. Hoe kon ik ooit weer genieten van verhalen over Indianen of van gedichten zoals, The buffaloes are gone and those who killed the buffaloes are gone, terwijl de werkelijkheid zo anders was. Maar wat was die werkelijkheid dan wel? Waar kon ik de verhalen vinden van de Indianen en hun contact met het Westen? Wie beschreef de kijk van de Afrikanen op het Westen? Ik moest elders gaan zoeken naar antwoorden en trof die deels aan in één van van mijn broers boeken.

De blik van de koning

De roman heette ironisch genoeg De blik van de koning, geschreven door een man die overal in Afrika bekend was met zijn roman L'Efant Noir. De schrijver was Laye Camara of Camara Laye. Zijn roman ging over een blanke genaamd Clarence die naar een land in Afrika kwam met het doel om de koning te ontmoeten. 'Het is onmogelijk de koning te ontmoeten,' kreeg Clarence te horen. Hij kon zijn oren niet geloven. 'Ik ben blank, dus heb ik het recht om de koning te zien,' zei hij. Dat recht waarover Clarence sprak is ontstaan door kolonisatie, door het idee dat hij priviliges had louter vanwege het feit dat hij blank was, een westerling.

Het was veelzeggend dat de Afrikaan, de Ander, geacht werd naar hem te luisteren. En zo begint Clarence zijn kafkaiaanse zoektocht. De roman deed mij inzien hoe doeltreffend en krachtig de blik van de Afrikaan was als hij deze op het Westen ging richten. Hoe bijzonder het was dat hij zijn eigen geschiedenis ging schrijven, als hij begon te twijfelen aan het waarheidsgehalte van de heersende geschiedenis vanuit westers perspectief. Clarence kreeg de koning niet te zien!

Verhalen kunnen naties beInvloeden, gedachten veranderen, mensen overtuigen

 

Verhalen, in de vorm van essays, romans, reisverslagen, televisie of andere middelen, bieden ons inzicht in de werkelijkheid. Ze kunnen naties beïnvloeden, gedachten veranderen, mensen overtuigen, revoluties ontketenen. Romans zoals Een wereld valt uiteen, De blik van de koning en De lotgevallen van de brave soldaat Sveijk van Yaroslav Hasek hebben tot groot bewustzijn en omwentelingen geleid.

Geschiedenis kan daarentegen ook zodanig gemanipuleerd worden dat volkeren beroofd worden van het werkelijk verleden, zozeer dat ze vragen gaan stellen bij hun eigen geschiedenis. Lange tijd was dat het geval in Afrika maar ook elders in de wereld. De poging van veel schrijvers, vooral de geschiedschrijvers, om een alternatief perspectief op het verleden te bieden, heeft vaak op weerstand gestuit. Degenen die zulke pogingen ondernamen, werden of als amateurs afgeschilderd of hun oprechte bedoelingen werden in twijfel getrokken.

Het duurde lang voordat de wereld, en ik bedoel hier het Westen, kon erkennen dat de verhalen van de grioten, of de Djellis van West Afrika, grotendeels klopten. Verhalen van grote heersers van Afrika zoals Sundiata Keita of één van zijn opvolgers Mansa Musa. De griots bezongen de geschiedenis. Maar het werd als vermaak beschouwd. Hun historische waarde werd zozeer onderschat vooral in de postkoloniale tijd, dat de traditie langzamerhand aan het verdwijnen is. De Djellis zijn aan het uitsterven.

Als alternatief voor de eurocentrische benadering van de geschiedenis, werd de négritude bedacht. De zwarte mens moet zich niet voortdurend schamen of neerbuigend naar zichzelf kijken. Trots zijn was het antwoord op het eurocentrisme: trots op zwart zijn, op de geschiedenis en cultuur van de zwarte mensen, op het continent Afrika, op alles. 'Ik dank God almachtig omdat hij mij zwarte heeft geschapen. Ik heb de moed van een centaur en ik draag de wereld op mijn hoofd sinds het begin,' zong de schrijver en dichter uit Ivoorkust Bernard Dadié. Zijn stem klonk sterk en overtuigend. Hij was niet de enige. Ik noem namen als Aimé Césaire, Léon Dumas en Léopold Senghor.

Westerse beschaving begon in Afrika

Andere schrijvers als professor Anta Diop uit Senegal, en Martin Bernal uit Amerika hebben met hun afwijkend benadering van geschiedenis veel weerstand ondervonden. Lange tijd werd hun werk naar de marginaliteit gedreven. Lezers van hun boeken, vooral Afrikanen en Afro Amerikanen, werden als romantici afgeschilderd. Ze leefden in een schijnwerkelijkheid. In wat voor opzicht week Diop dan af? Hij stelde dat omdat de Egyptische taal niet Semitisch was, zoals lang werd gedacht, historici naar alternatieve geschiedenis moeten zoeken. Niet in Europa dat ver verwijderd stond van Egypte, niet bij de Arabieren, wier aanwezigheid in Egypte vrij recent was, maar in Afrika, het continent waar Egypte deel van uitmaakt. Diop kwam met verbluffende bewijzen voor zijn theorie. De professor ontdekte dat veel Afrikaanse talen gemeenschappelijke woorden deelden met het Egyptisch.

De Amerikaan Martin Bernal ging nog verder dan Diop. Hij stelde in zijn boek Zwarte Athena, dat de bakermat van de klassieke beschaving, hiermee bedoelde hij Griekenland, Afro-Asiatisch was. Wat velen voor onmogelijk hielden, was nu gebeurd. Iemand, een Amerikaan zelfs, had het gewaagd het hele funderment van de westerse beschaving te ondermijnen door te stellen dat deze oorspronkelijk Afrikaans en Aziatisch was. Een gewaagde stelling die tot de dag van vandaag tot heftige discussies heeft geleid.

Alhoewel Diop en Bernal en anderen grote invloed op mij hebben gehad, staan ze niet aan de bakermat van mijn schrijversschap. De poging om een boek te schrijven over het West-Afrika van de 19de eeuw en over Samori Touré, die door de Fransen, zijn vijanden, De Zwarte Napoleon werd genoemd, had te maken met een voorval uit mijn kindertijd.

Kamer met manuscripten

Voorbij de kasten waarin de boeken van mijn broer opgeborgen waren, voorbij de kamer van mijn vader, was een kamer met veel manuscripten in het Arabisch. Deze manuscripten waren deels geschreven door mijn voorouders, door mijn opa aan mijn moeders kant, die ook een Sherif was, en door andere familieleden van vele generaties geleden. Op een dag ging ik vanaf een van de kamers in het ouderlijk huis via de ruimte tussen het dak en het plafond naar de kamer met de manuscripten. Ik wilde ze lezen.

De geschriften bestonden uit gedichten, uit beschouwingen, uit geschiedenis, uit weerslagen van reizen die mijn voorouders naar verre landen hadden gemaakt. Ze bevatten theologische opvatingen, talloze boeken over soefisme en de Afrikaaanse versies daarvan. Een manuscript vertelde uitgebreide over intimiteit. De ander over de charme die je nodig had om een vrouw te verleiden. Weer een andere vertelde over wat je moet doen om een geleerde te worden.

Ik bladerde urenlang door deze boeken, soms tot zonsondergang. Zodoende las ik over mijn opa's reis naar Kankan in het huidige Guinée, en over de reis van één van mijn voorouders naar Timboektoe. Terwijl ik deze manuscripten las, wist ik niet dat ik een taboe aan het doorbreken was. Ik was kennis aan het vergaren die niet bestemd was voor een kind.

Ernstig berispt

Toen de familie daar achterkwam, moest ik ernstig berispt worden. Tientallen familieleden kwamen bij elkaar, uit Guinée en Sierra Leone en uit andere steden en dorpen in Liberia. Sommige familieleden waren van mening dat een kind de moed niet zou hebben gehad om zelfstandig naar die kamer te gaan en de manuscripten te lezen. Iemand moest mij aangemoedigd hebben. Mijn moeder misschien? Dacht die vrouw dan recht te hebben op alles? Die gedreven vrouw die eigenlijk de scepter zwaaide over de familie in plaats van de mannen, inclusief mijn vader? Was het die vrouw? Jouw moeder? Vertel de waarheid, kind! Ik had niks te zeggen omdat noch mijn moeder noch niemand in de familie wist van mijn daad.

De manuscripten veranderden mijn blik op de wereld. Deze voorouders hadden een schat aan kennis die niet te vinden was in de boeken die ik daarvoor gelezen had. De geschiedenis, als mijn voorouders, Achebe, Diop, Bernal en anderen lieten zien, was niet alleen via de blik van het Westen te zien maar ook via de blik van de Ander.

Het leidde jaren later tot mijn poging om een roman te schrijven over Samori Touré, De Zwarte Napoleon. In de ogen van de Fransen en het Westen in het algemeen, was hij een wrede heerser, een massamoordenaar. Maar mijn onderzoek dat ooit in die kamer vol manuscripten begon en mij naar verschillende Afrikaanse landen had gebracht, van Liberia, Sierra Leone, Guineé, Mali en Senegal, gaf me een ander inzicht. Samori Touré was een veroveraar en in de ogen van velen een held. Ik moest het Afrikaanse perspectief op Samori Touré belichten, de blik van een Afrikaan op een Afrikaanse heerser werpen.

Het feit dat ik de schat aan manuscripten in het huis van mijn voorvaderen niet meer kon lezen en het feit dat ze jaren later verbrand zouden worden in de oorlog in Liberia, hebben mij ertoe gebracht die verdwenen wereld te herscheppen, die geschiedenis nieuw leven in te blazen. Ik was eigenlijk aan het doen wat mijn voorouders al eeuwen hadden gedaan: mijn geschiedenis bewaren en doorgeven, een geschiedenis die geen alternatief was in de ogen van de Afrikanen maar die al bestond voordat we met de Ander, en ik bedoel hier het Westen, in aanraking kwamen.

Het is mijn behoefte die geschiedenis aan de Ander, aan het Westen, zichtbaar te maken. Dat is wat ik aan doen ben en dat is wat ik zal blijven doen.

 

Dit artikel verscheen eerder op het Afrikablog van de Volkskrant en is hier te vinden.