Wim Bossema

Afrikaanse literatuur bestaat misschien niet, maar we lezen het graag

Voor een themanummer ‘Afrika’ komen er in Terras nummer 15 opvallend veel kritische opmerkingen over het hele begrip ‘Afrikaanse literatuur’ voor. ‘Wat maakt een auteur trouwens Afrikaans?’, vraagt redacteur Annelies Verbeke zich al in de inleiding af. David Van Reybrouck schrijft in een inleiding op een gedicht van Sony Labou Tansi: ‘Hier is geen ‘Afrikaanse schrijver’ aan het woord, geen ‘zwarte stem’, hier schreeuwt een individu zijn universaliteit uit.’

Ja, het is een dilemma, een oude kwestie vanaf het begin van publicatie van schrijvers uit Afrika. Niemand ontkomt aan de paradox tot nu toe: David van Reybrouck noemt Labou Tansi in zijn slotalinea toch ‘misschien wel een van de grootste Afrikaanse schrijvers uit de twintigste eeuw’. Verbeke vroeg Vamba Sherif als gastredacteur voor dit themanummer, de Liberiaans-Nederlandse schrijver van onder meer het veel vertaalde meesterwerk De zwarte Napoleon, over de historische held Samory Touré.

In Nederland heeft ‘de Afrikaanse roman’ een bijklank gekregen van Oxfam-Novib, die sinds de jaren tachtig subsidie geeft aan vertalingen en publicatie. Verbeke: ‘Maar je wilt als auteur toch niet dat je lezers het idee hebben aan ontwikkelingssamenwerking te doen als ze je lezen?’ De politieke lading, betekenis of boodschap wordt in het Westen belangrijker geacht dan de literaire schoonheid. Van Reybrouck schrijft dat schrijvers uit Afrika ‘enkel interessant worden bevonden zolang ze over politiek schrijven. Ik zou daar zelf zeer moe van worden’.

Landen ver weg

Joeba Bootsma schreef een kritische beschouwing over hoe in Nederland met literatuur uit ‘landen ver weg’ werd en wordt omgegaan, en vergelijkt dat met de Franse manier. Alain Mabanckou is in Frankrijk een literair fenomeen, maar hier in Nederland werd zijn Petit Piment uitgeven met een tekstje op de flap alsof Prins Peper een kinderboek is, volgens Bootsma, die het wijt aan uitgever De Geus, die subsidie van Oxfam-Novib krijgt voor Afrikaanse romans. Frankrijk koestert daarentegen zijn ex-koloniale artistieke cultuur, merkt ze op, maar Mabanckou keerde zich ook tegen het begrip ‘francophonie’ als paternalistisch en pleit in een manifest voor een ‘littérature-monde en français’.

Ik zelf worstel al met dit dilemma sinds mijn eerste boekbespreking rond 1985 in de Groene Amsterdammer. Ik was geen literair criticus in de dop, maar had Afrikaanse geschiedenis gestudeerd. Op reizen in Afrika zag ik in boekwinkels en bij straatverkopers de romans uit de fameuze Heinemann African Writers Series. En de roman A Man of the People van Chinua Achebe had ik al eens per toeval in de bibliotheek van Groningen gevonden, op zoek naar iets voor mijn middelbare schoollijst. De romans gaven een levendige, vaak meeslepende kijk op de Afrikaanse geschiedenis en de actualiteit. Een ideale aanvulling op historische studies, en ook nog eens geschreven door Afrikanen niet over Afrikanen.

Al gauw las ik in essays over Afrikaanse literatuur dat die geweldige African Writers Series (AWS) ook omstreden was: de Nigeriaanse gigant Wole Soyinka (later Nobelprijswinnaar) wilde niet onder die noemer de wereldliteratuurgeschiedenis ingaan en koos een andere uitgever (hoewel zijn belangrijkste roman The Interpreters wel in de AWS-reeks belandde). Wat zijn ‘Afrikaanse schrijvers’ eigenlijk, in de ogen van wie? Is dat niet iets voor een (neo-)koloniaal lezerspubliek in Londen, dat ‘Afrika’ zo leuk en exotisch vindt? Zoveel landen, zoveel culturen, zoveel talen: wat is daarvan precies de algemene noemer?

Gedeelde geschiedenis

Voor mij als westerse lezer was er natuurlijk wel zo’n noemer: de gedeelde geschiedenis van de Europese mensenroof, de koloniale bezettingen en de strijd voor vrijheid en onafhankelijkheid. De dilemma’s zitten niet alleen in de literatuur: de Afrikaanse naties bestonden niet in hun huidige vorm voor de koloniale invasies, de officiële talen waren na de onafhankelijkheid die van de vroegere koloniale overheersers: Engels, Frans of Portugees, en ook Afrikaans in apartheid-Zuid-Afrika. Maar was dat een literaire reden om het over ‘Afrikaanse letterkunde’ te hebben? Nee, vinden sommige literatuurcritici.

Van de andere kant zag ik in landen als Kenia, Tanzania, Zambia en Zimbabwe hoe de romans, toneelstukken en poëzie uit de AWS (vaak gedrukt door plaatselijke uitgeverijen) in de jaren zeventig en tachtig overal voor een betaalbaar prijsje te krijgen waren en op scholen druk werden gelezen en onderwezen. De monocultuur van de Engelse canon werd door de African Writers Series doorbroken. En in vroegere Franse koloniën als Senegal speelde de Parijse uitgeverij Présence Africaine die rol.

Terug naar het Afrika-nummer van Terras: ook daaraan kun je het plezier beleven van een flinke greep uit de delicatessen uit de winkel van de Afrikaanse literatuur – ondanks de bedenkingen in sommige artikelen. Er staan romanfragmenten, verhalen en gedichten in uit zeer uiteenlopende streken en literaire genres (ook daarin speelt, wellicht tegen wil en dank, de koloniale geschiedenis mee: invloeden van de Franse dan wel Anglosaksische of Portugese literatuurgeschiedenis naast de vaak orale literaire tradities van Afrikaanse culturen).

Heel mooi is dat het originele dichtwerk van Nassor Hilal Kharusi in het Kiswahili staat naast de vertaling in het Nederlands. Lees ook het essay van Ngugi junior over een essay van zijn beroemde vader waarin die pleit eerst te schrijven in je moedertaal.

Terras biedt een kort verhaal van de Oegandese Jennifer Makumbi, auteur van de succesvolle historische roman Kintu, en een verhaal dat de oude meester van Somalische komaf Nuruddin Farah eerder in The New Yorker publiceerde. Te veel om op te noemen. Zo is Terras een goede aanvulling op de bundel Zwart, dat begin 2018 uitkwam, met een rijke collectie verhalen van beginnende en gevestigde auteurs met een Afrikaanse achtergrond uit Nederland en België. Ook daarvan was Vamba Sherif mede-samensteller.

Journalistieke werkelijkheid

De literatuur heeft mij altijd een diepere kijk op de geschiedenis en de journalistieke actualiteit geboden. Daarvan heb ik de lezers van de Volkskrant in vele recensies en interviews deelgenoot van proberen te maken, dat heeft iets belerends en ik snap heel goed dat David Van Reybrouck daar moe van wordt. Maar toch: die politieke lading, die bijtende spot van bijvoorbeeld Labou Tansi is ook echt onderdeel van de kracht van zijn werk.

Er zijn schoolse romans uit Afrika verschenen. Maar ook de literaire meesterwerken hebben vaak de extra urgentie van de drama’s, de strijd, de vrijheidsvisioenen van de dagelijkse werkelijkheid waarin de schrijvers leven. Individuen die leven in dictaturen, die proberen te overleven in oorlogen, die vermorzeld raken door politiek gekonkel, die hun eigen vergissingen onder ogen moeten zien – het zijn de grote thema’s in de wereldliteratuur en op het Afrikaanse continent liggen zulke meeslepende verhalen voor het opgrijpen.

Clubgevoel

Het begrip ‘Afrikaanse literatuur’ raakt uitgerekt door de migratie: veel in het Westen bekende schrijvers wonen ook in het Westen. Chimamanda Ngozi Adichie is een Nigeriaanse én een Amerikaanse auteur. Annelies Verbeke noemt ook Teju Cole en Taiye Selasi. En Petina Gappah en Helen Oyeyemi leerde ze via hun Londense uitgevers kennen. Mabanckou en vele andere Franstalige auteurs wonen en werken in Frankrijk. Maar het is de vraag of op deze manier de ‘Afrikaanse literatuur’ vanzelf zal verdwijnen. Als schrijvers met een Afrikaanse achtergrond bij elkaar komen, ontstaat er onmiddellijk een clubgevoel.

Dat merk je bijvoorbeeld op het jaarlijkse festival Africa Writes in Londen van de Royal Africa Society: bij de schrijvers in de panels is de onderlinge herkenning altijd groot. En in oktober 2018 was ik op het Aké Arts and Book Festival in Lagos (Nigeria), wellicht het belangrijkste literaire festival in Afrika met dat van Johannesburg, en daar zei Nnedi Okorafor, die veel meer een Amerikaanse dan een Nigeriaanse auteur is geworden, in een panel dat ze het zo fijn vond dat ze in Lagos zo weinig hoefde uit te leggen – toch thuis.

Dus: het is fijn dat Terras niet verlamd is geraakt door alle terechte weerzin tegen clichés rond ‘Afrikaanse literatuur’ en toch dit mooie Afrika-nummer heeft uitgebracht.

Terras 15: Afrika. Gastredacteur: Vamba Sherif. 15,00 euro.

 

Dit artikel verscheen eerder op het Afrikablog van de Volkskrant en is hier te vinden.