Stilspraak is een rijk geïllustreerde en fraai uitgevoerde monografie over het werk van de internationaal gerenommeerde Zuid-Afrikaanse landkunstenaar Strijdom van der Merwe.
Volgens schrijfster Carina van der Walt, een Zuid-Afrikaanse dichteres en letterkundige die zich na haar verhuizing naar Nederland in 2007 eveneens tot kunstjournalist heeft ontwikkeld, is landkunst een nog relatief onbekend fenomeen, in elk geval in Zuid-Afrika. Landkunst is ontstaan in de jaren zestig: de flowerpowertijd met zijn verzet tegen elke vorm van gezag, de opkomst van de milieubeweging, de studentenrevolutie, vredesdemonstraties en culturele “happenings”. Eind twintigste eeuw, toen mensen zich meer bewust werden van de opwarming van de aarde en er een nieuw milieubewustzijn ontstond, herleefde ook de belangstelling voor landkunst.
Strijdom van der Merwe (1961) is bijna 25 jaar als kunstenaar actief. Hij groeide op op een boerderij in Meyerton (Gauteng) en studeerde kunst aan de Universiteit Stellenbosch. In 1996 gaf hij zijn comfortabele bestaan als grafisch vormgever in dienst van de universiteit op om beeldhouwen te studeren in Praag. Daarna zette hij zijn opleiding voort in Utrecht en Cambridge. Inmiddels is zijn werk te zien in galeries in heel Zuid-Afrika en ontvangt hij vanuit de wijde wereld uitnodigingen om deel te nemen aan kunstmanifestaties.
Ondanks zijn internationale statuur is Van der Merwe in Zuid-Afrika helemaal niet zo bekend. Ook niet bij de Afrikaner gemeenschap waar zijn wortels liggen. Stilspraak, dat het midden houdt tussen een koffietafelboek en een wetenschappelijke studie en dat in het Afrikaans geschreven is, lijkt dan ook een doelbewuste poging om zijn werk definitief bij een Afrikaanstalig publiek te introduceren. Van der Merwe was actief betrokken bij de totstandkoming van het boek. De schrijfster gebruikt regelmatig citaten uit gesprekken die ze met de kunstenaar heeft gevoerd.
Om Van der Merwes werk te introduceren gaat Van der Walt systematisch te werk. Misschien wel een beetje té systematisch. Ze benadert het werk uit vijf invalshoeken: genres binnen de landkunst, vormen, kleuren en lichteffecten, spiritualiteit en het gebruik van poëzie in Van der Merwes werk. Al deze aspecten worden door Van der Walt in afzonderlijke hoofdstukken en subhoofdstukken uitgelicht.
Het is waarschijnlijk onmogelijk vast te stellen hoeveel kunstwerken Van der Merwe heeft gemaakt, al was het maar omdat een deel inmiddels weggespoeld of weggewaaid is. Het lijkt niettemin alsof de schrijfster zijn landkunstwerken (niet de beeldhouwwerken uit zijn latere carrière) min of meer uitputtend behandelt. Soms leveren haar diepteboringen een verrassend inzicht of een aardige anekdote op, en het moet gezegd worden dat ze, in navolging van Susan Sontag, duidelijk geprobeerd heeft beknopt en helder te formuleren. Maar soms leidt Van der Walts indeling in elkaar overlappende categorieën tot herhaling, en over het algemeen komt haar streven naar volledigheid wat schools over. Dan doet de grote hoeveelheid tekst stiekem terugverlangen naar de luchtigheid van een koffietafelboek.
Homo ludens
Want Van der Merwes oeuvre blijft interessant. De kunstenaar is in zijn element als hij buiten kan rondstruinen en geïnspireerd raakt door het landschap en de materialen hij daar tegenkomt, zoals gras, mos, takken, bladeren en stenen. Van der Merwe heeft ontzag voor de natuur (de plannen van Shell voor fracking in de Karoo maken hem woedend), maar zijn werk bevat ook een element van spel en ontdekking. Vaak is een foto of video het enige bewijs van het bestaan van een kunstwerk, bijvoorbeeld omdat het op een plek staat waar niemand komt, of omdat het alweer overgegeven is aan de elementen. Landkunst vraagt van een kunstenaar soms een flegmatieke instelling of gevoel voor humor, bijvoorbeeld als een project waarvoor met bulldozers grote hoeveelheden aarde verplaatst zijn plotseling in de steek gelaten wordt of als een plantje na een jaar wachten op de verkeerde plek opkomt, of bloeit in een onvoorziene kleur.
Van der Walt, zelf dichteres, komt het meest tot haar recht in het hoofdstuk over de verschillende manieren waarop Van der Merwe in zijn werk gebruik maakt van poëzie. Zo laat hij haiku’s op Tibetaanse gebedsvlaggetjes uitwaaieren over de vlakte en plant hij een gedicht van Gert Vlok Nel op banieren in het landschap. Maar volgens Van der Walt maakt hij, vooral in kunstwerken met geometrische vormen, ook gebruik van poëtische stijlmiddelen zoals herhaling, contrast, symboliek en suggestie. Helaas is de uitkomst van al die vergelijkingen tussen woord en beeld voorspelbaar: “Die antwoord bly in kunswerk en gedig ewe ontwykend.”
Landkunst uit Afrika
Regelmatig vergelijkt Van der Walt, om hem te positioneren, een kunstwerk van Van der Merwe met dat van een collega-kunstenaar. Landkunstenaars blijken trouwens zelf ook flink te rijmen, zowel binnen hun eigen oeuvre als onderling. Juist doordat de werken zich in de openbare ruimte bevinden, is het makkelijk om een idee van een ander over te nemen en daarop verder te bouwen. In plaats van “plagiaat” (of het minder beladen “intertekstualiteit”) kiest Van der Walt hier voor de term “gevarieerde herhaling”.
Landkunst wordt wel beschouwd als een eurocentrisch genre, gedomineerd door witte mannen. Maar inmiddels zijn er ook vrouwelijke landkunstenaars actief, en ook kunstenaars uit diverse culturele achtergronden en alle delen van de wereld. Met zijn liefde voor het dikwijls barre Zuid-Afrikaanse landschap en zijn verwijzingen naar bijvoorbeeld de San-cultuur levert Strijdom van der Merwe een unieke bijdrage aan het genre die onmiskenbaar geworteld is in het Afrikaanse continent.
Carina van der Walt, Stilspraak. Strijdom van der Merwe en landkuns. [z.p.]: SUN Press (imprint van African Sun Media), 2020. 278 p., geïllustreerd (fullcolour). ISBN 978-1-928480-64-8 (boek), R650; ISBN 978-1-928480-65-5 (e-boek), R520.